Op wonderlijke wijze heeft God onze weg naar Wit-Rusland geleid. Inmiddels zijn we ook daar begonnen met het sponsoren van Joodse gezinnen die dringend hulp nodig hebben. We sponsoren de gezinnen hier via de Messiaanse gemeente “Ster van Bethlehem” in Minsk.
Holocaustoverlevende Frida Raisman
Maandagavond 2 november 2015 brachten we een bezoek aan een heel bijzondere vrouw, Frida Raisman. Zij is overlevende van het getto in Minsk, wat nu bekend staat als het meest verschrikkelijke getto van alle plaatsen. Frida, een kleine, nog zeer kwieke vrouw, had een maaltijd voor ons klaargemaakt. Toen we in haar kleine keukentje zaten te eten, zei ze: “Zo groot was onze kamer in het getto. We woonden er met drie gezinnen, 20 mensen, en elk gezin had één divan. Tegen elke muur stond een divan; we moesten om de beurt slapen.”
Daarna gingen we in de kamer zitten en vertelde Frieda honderduit over haar missie: de wereld laten weten welke gruwelijke daden de Duitsers hebben aangericht in het getto. Ze liet ons ook allerlei boeken zien die ze geschreven had. Daar was ze pas in de negentiger jaren mee begonnen. Ze vertelde dat ze ’s avonds laat en ’s nachts aan die boeken schreef. Haar man ging de volgende morgen naar zijn werk en las toen wat ze opgeschreven had. Hij zei tegen haar: “Ik wist alleen dat je in het getto hebt gezeten, maar ik heb nooit geweten wat je daar hebt meegemaakt!” Dat is voor ons onbegrijpelijk. Ze waren al tientallen jaren getrouwd en ze had haar man en kinderen nooit verteld over de verschrikkingen van het getto!
Woensdagmorgen gingen we met Frida naar het voormalige getto. Er is veel veranderd, maar er is ook nog veel herkenbaar, zoals bijvoorbeeld het ravijn. De stad Minsk is sowieso voor 95 % verwoest en na de oorlog, met behulp van de Duitse krijgsgevangenen, weer helemaal opnieuw, modern opgebouwd. Frida weet nog precies op verschillende plaatsen te vertellen wat er daar plaatsvond: “Ik weet het nog goed, ik stond hier met mijn vader,” zei ze, waarbij ze wees naar een plek; “Het is een heel pijnlijke plek.” Het getto van Minsk was één vierkante kilometer in oppervlakte en daar leefden 100.000 Joodse mensen. Minsk was voor de oorlog voor meer dan de helft Joods, meer dan 60.000 Joden woonden er. Ook de Joden vanuit de omgeving en zelfs helemaal uit Duitsland werden het getto van Minsk ingedreven.
Frida, geboren in 1935, had twee broers, Mishka (1923) en Lazar (1926). Frida woonde in het getto dus met haar ouders en broers Mishka en Lazar.
Het leven in het getto was vreselijk. Er was geen voedsel, geen verwarming, geen sanitaire voorzieningen. Mensen stierven van de honger, de kou of ze werden doodgeschoten. Dagelijks kwam er een brigade om alle dode lichamen op te halen.
Frida vertelde dat een journalist haar een keer vroeg: “Wat voor speelgoed hadden jullie in het getto?” Frida had verbaasd geantwoord: ”Speelgoed? Geen kind dacht aan speelgoed. We dachten heel de dag alleen maar: Hoe kunnen we aan iets te eten komen. En verder waren we altijd heel stil. Want elk moment kon er een pogrom komen. En ik wilde zo graag leven”.
Bij een pogrom kwamen de – vaak dronken- Duitsers het getto binnen en kozen dan twee of drie straten uit, waar ze alle mensen uit de huizen sleurden. Deze mensen werden in rijen afgevoerd en doodgeschoten. De mensen in de andere straten verstopten zich en keken toe hoe alles gebeurde. “De schreeuwen van die mensen hoor ik vandaag nog”, zei Frida. Ook wees ze ons een straat aan, die wat afliep. ”Ik heb na een pogrom het bloed hier als een rivier naar beneden zien lopen”, zo vertelde ze.
Frida’s vader zat in het getto bij de ondergrondse. Soms bracht hij wapens mee. Op een keer kreeg hij te horen dat hij verraden was en kon nog net op tijd, met de wapens, het huis uit vluchten. De Duitsers kwamen binnen en vroegen aan Frida’s moeder: “Waar is je man? “ Ze zei dat ze het niet wist. Toen sloegen de Duisters haar zo hard, dat ze uiteindelijk zei: “Ik weet wel waar een knul woont met wie hij samenwerkt” De Duitsers namen haar mee in een auto, naar dat adres. Het lukte de moeder toen om te ontsnappen! Frida had alles gezien, maar had zich verstopt achter een deur en toen de Duitsers niet keken, was ze weggevlucht naar buiten en had zich in een WC verstopt. Later heeft de ondergrondse haar opgehaald, verstopt in een soort mand en naar een andere plek gebracht. Later kwam haar moeder ook weer terug, maar ze namen een andere naam aan en gingen op een andere plek in het getto wonen. Dit voorval is voor Frida vreselijk angstig geweest.
Op een dag kwam er iemand naar moeder toe die zei: ”Morgen breng ik je naar je man.” Dat was op 9 april 1942. De volgende morgen nam moeder ook Frida mee en de knul bracht hen bij een ruïne. Met een trap , die gelijk weer werd weggehaald, kwamen ze boven er daar zat Frida’s vader. “Morgen vertrek in naar de Partizanen” zei hij. “Maar laat je me dan met twee kinderen achter? Neem in ieder geval Lazar mee.” “Goed”, zei vader, “morgen wordt hij opgehaald.” En zo gebeurde het ook. Tot 1943 hoorden ze niets meer van vader en Lazar.
Iedereen in het getto wilde werken, want dan ging je in een groep, onder bewaking, het getto uit en dan kreeg je water en een portie eten. De mensen bewaarden dit eten en deelden dat in het getto met het gezin. Soms waren er mensen uit Wit-Rusland die stiekem wat eten aan de werkers gaven. En soms deden de Partizanen een aanval op de Duitse bewaking en konden Joodse mensen ontsnappen. Op een keer was er zo’n bevrijdingsactie van de Partizanen op de groep waar Mishka zich in bevond. Veel gevangen vluchtten het bos in. Maar Mishka kwam terug in het getto. “Waarom ben je niet gevlucht?”, vroeg moeder. “Hoe kan ik jullie in de steek laten?”, antwoordde hij. Maar op een keer kwam hij niet terug van het werk. Pas veel later hoorden ze dat hij was doodgeschoten. Dit is nog steeds een groot verdriet voor Frida.
Toen op een keer, toen ze in de groep naar het werk ging, kwam er een Wit-Rus naast moeder lopen die zei: ”Ik ben al lang naar je op zoek; ik kom van je zoon Lazar. Ik breng je naar hem toe.” Mama zei: “Breng eerst mijn dochtertje.” En zo werd afgesproken. Mama legde Frida uit, dat ze ging vluchten. Ze wachtten het goede moment af, geen Duitser, geen politie, en Frida moest onder het draad doorkruipen, daar wachtte een kar. “Ren daar naar toe”, had moeder gezegd. Op de kar zat al een Joodse knul van 15 jaar, Misha Schneider en een Wit-Russische boer zette ook Frida op de kar. Frida werd naar Lazar gebracht: ”Lazar, ik kom je zusje brengen”. Toen Lazar Frida zag, schreeuwde hij: “Mishki njet?”!” en hij begon zo vreselijk te huilen, omdat hij begreep dat zijn broer dood was. Dit was voor Frida het allerergste moment.
Lazar, die bij de Partizanen zat, regelde wat met een boer en ongeveer een maand later kwam moeder ook bij hen. Twee maanden voordat het hele getto werd vernietigd!
Twee maanden na de bevrijding van Minsk keerde ook vader weer terug. Op wonderlijke wijze was het gezin weer herenigd, al bleef het grote verdriet om de dood van Mishka!
Frida is ervan overtuigd, dat God haar heeft gespaard om haar verhaal door te geven aan de volgende geslachten!